Geniet er maar van.
Hoofdstuk 1
Lydia
Het was aartsdonker om me heen, ik kon niets zien. Licht
leek hier niet door te breken. Waar was ik? Mijn eigen slaapkamer was nooit zo
donker, zelfs niet die keer dat de straatverlichting gefaald had. Ik bracht
mijn handen naar mijn gezicht. Althans, dat probeerde ik. Het was alleen niet
mogelijk om dat te doen. Wat krijgen we nou??
Ik probeerde uit te vinden waar ik was. Het voelde een
beetje vochtig en er was een vage geur van schimmel. Het was een beetje koud
en, zoals ik al zei, aatsdonker. Dit was geen twijfel over mogelijk, dit was niet
mijn slaapkamer! Het was niet mogelijk om mijn armen veel te bewegen. Terwijl
ik ze probeerde te bewegen, voelde ik dat ze mijn oren aan raakten. Ik bewoog
ze een beetje meer en voelde iets tegen mijn polsen schuren. Iets dat nogal ruw aanvoelde leek mijn polsen
bij elkaar te houden. Ik probeerde mijn vingers een beetje te bewegen en kon
maar net mijn polsen bereiken met mijn rechter pink. Het voelde alsof het een
ruw touw was.
Een lichte paniek begon in me op te komen. Waar was ik?
Waarom? Hoe?
Oké, het was tijd om uit te vinden waar ik was. Paniek
zou me niet helpen. Ik concentreerde me op mijn ademhaling; langzaam in,
langzaam uit. Met iedere ademtocht voelde ik me een klein beetje kalmer worden.
Vergis je niet, ik was nog steeds in paniek. Maar ik was toch een beetje
rustiger dan voorheen.
Ik kon iets zachts tegen mijn rug aan voelen. Was het
misschien een matras? Ik probeerde mijn benen te bewegen. Ook daar was niet
veel bewegings ruimte. Het lukte me maar net om mijn voeten plat op de matras
te plaatsen. Ik duwde mezelf voorzichtig naar boven om mijn armen wat meer
bewegings ruimte te geven. Mijn benen waren nu volledig gestrekt en hadden geen
verdere ruimte meer om te bewegen.
Ik bewoog mijn armen eerst naar links. Net als ik gedacht
had, voelde het als een matras. Vervolgens bewoog ik ze een beetje naar boven.
Ik kon zo het touw volgen naar iets dat koud en glad voelde. Waarschijnlijk
metaal. Ik concentreerde me hard om te bepalen wat het precies was. Er leken
wat wendingen en bochten te zijn. Het was waarschijnlijk het metalen hoofdeinde
van een bed.
Ik probeerde mijn handen iets naar beneden te bewegen en
kon maar net het topje van mijn hoofd halen. Zelfs als ik mijn hoofd iets naar
achteren bewoog, kon ik nog steeds het touw niet met mijn mond bereiken. Dat
zou me dus ook niet veel helpen op dit moment. Ik bewoog mijn armen iets naar
rechts en kon de matras weer voelen. Ik rekte mijn armen zover mogelijk uit en
mijn vingers raakten iets ruws, oneffen en kouds aan. Ik liet mijn vingers er
zoveel mogelijk langs heen glijden. Er was eerst een verlaging, dan weer iets
ruws, en dan weer een verlaging. Het voelde als bakstenen, een muur.
Waar was ik? Hoe kwam ik hier terecht?
Ik probeerde me te herinneren wat er gebeurd was.
Herinneringen van mijn vriendinnen Krista, Freya, Josie en mijzelf in het café
kwamen naar boven, maar ze waren een beetje vaag. Ik probeerde het wat beter te
herinneren. Lachende gezichten, drankjes aan de bar en dansen. Dit waren de
flitsen die door mijn gedachten heen gingen. De geheugen flitsen gaven aan dat
het een gezellige avond was geweest en dat we samen plezier hadden gehad. We
hadden allemaal wat gedronken, maar niet genoeg om de hoofdpijn en het wazige
hoofd waar ik nu mee was opgezadeld te verklaren. Ik dronk bijna geen alcohol
en nooit meer dan twee glazen. Gisteravond was niet anders geweest. We hadden
gewoon aan de bar gezeten en wat gekletst. We hadden ook wat gedanst. Er waren
geen vreemden in het café geweest. In het kleine dorp waar we woonden kende iedereen
iedereen. Het was gewoon een rustig avondje uit geweest na een middagje
winkelen.
Nadat mijn hoofd een beetje helderder werd, kon ik me
herinneren, dat ik eerder dan mijn vrienden het café had verlaten, omdat ik weer
vroeg op moest voor mijn werk de volgende dag. Ik kon me niet herinneren of ik
mijn auto had bereikt; het was allemaal nog een beetje wazig.
Toen kwam er nog een herinnering naar boven.
Ik ging
naar buiten en voelde me wat duizelig en verward. Er werd een arm om me heen
geslagen en een stem zei ‘Het is oké Lydia, ik heb je. Laat me je naar huis
helpen.’ De stem was bekend geweest, maar ik kon hem niet goed plaatsen.
Het was een man. Wie was het? Waar had hij me naar toe
genomen?
Mijn ademhaling begon sneller te worden en ik kon mijn
hart sneller voelen kloppen. Ik voelde me benauwd en mijn lichaam tintelde. Ik
kon het bloed door mijn oren horen stromen. Ik begon opnieuw in paniek te
raken. Ik ging weer even terug liggen op de matras en probeerde me opnieuw te
ontspannen. Adem in en adem uit, langzame ademhaling. Ik begon me weer iets
beter te voelen. Niet zo duizelig meer als voorheen.
Opeens kon ik wat geluiden horen. Ik probeerde te bepalen
waar ze vandaan kwamen. Was het in dezelfde ruimte waar ik was, muizen
misschien? Het klonk schuifelend. Nee, het was niet dichtbij. Het klonk alsof
het boven mijn hoofd vandaan kwam. Nu klonk het meer als voetstappen. Wat
schuifelen, dan wat krakende geluiden als van een houten vloer. Vervolgens
piepte er iets en knalde er wat. Er was iets dat klonk als water op water. Vervolgens
klonk het alsof een toilet werd door getrokken.
Er was iemand boven! Ik opende mijn mond om om hulp te roepen,
maar deed hem gauw weer dicht. Was het wel zo’n goed idee om ze te laten weten dat ik wakker
was, of was het beter om eerst zoveel mogelijk uit te vinden voordat ze merkten
dat ik wakker was?
Het was niet makkelijk om te beslissen. Ik voelde me nog
steeds een beetje slaperig. Wat was er met me gebeurd? Waarom deed mijn hoofd
zeer en voelde ik me zo vaag? Waarom hadden twee drankjes zo’n effect op me?
De geluiden die van boven kwamen, leken verder van me af
te bewegen. Ik probeerde mijn ogen open te houden, maar mijn oogleden waren te
zwaar en ik viel opnieuw in slaap.
Groetjes,
No comments:
Post a Comment